Basis regels voor het aanleggen van elektra

Voor u begint met aansluiten van elektra, altijd de betreffende stroomgroep uitschakelen.
U mag alleen veranderingen aanbrengen na de elektriciteitsmeter. De meter en alle bedrading die daar voor is aangesloten zijn en blijven eigendom van het energiebedrijf.

Regel 1: Verdeel uw apparaten gelijkmatig over de groepen

De stroomtoevoer vanaf de groepenkast leidt over het algemeen per vertrek naar een centraaldoos. Vanaf de centraaldoos lopen verschillende leidingen naar diverse lichtpunten, stopcontacten en schakelaars in de woning.

In de keuken gebruikt u over het algemeen meerdere apparaten die veel stroom verbruiken. Daarom is het van belang dat u daar meerdere groepen voor reserveert. verschillende apparaten verbruiken veel stroom en hebben daarom een eigen groep nodig, zoals bijvoorbeeld de vaatwasser, oven en/of boiler.

Als u de vermogens van alle apparaten die u op een groep aansluit optelt, ziet u hoe zwaar de groep belast wordt als alle apparaten aan staan. De maximale belasting van een groep is maximaal 3680 watt. Verdeel daarom de apparaten gelijkmatig over de groepen.

De groepenkast moet beveiligd zijn met een aardlekschakelaar van 30 milliampère deze schakelt de stroom uit bij een stroomlek van maximaal 30 milliampère. Controleer daarom of er een aardlekschakelaar is aangebracht.

Regel 2: Gebruik de juiste kleuren bedrading.

Gebruik voor uw elektrische installatie alleen het juiste elektradraad of kabel en gebruik de juiste kleurcodes zoals hieronder genoemd:

– Bruin: stroomaanvoer (fasedraad)
– Blauw: stroomafvoer (0-draad)
– Zwart: stroomaanvoer vanaf een schakelaar naar een lichtpunt (schakeldraad)
– Geel/groen: zorgt voor aarding en afvoer van spanning bij een sluiting (aardedraad)

Regel 3: Gebruik het juiste materiaal voorzien van het Kema-keurmerk.

Gebruik voor uw elektrische installatie alleen het juiste materiaal dat is voorzien van het Kema-keurmerk zoals hieronder genoemd:

– Installatiedraad moet altijd in pvc-buis of in afsluitbare goot
– Aftakkingen in de buis worden gemaakt doormiddel van een lasdoos of centraaldoos die ten alle tijden bereikbaar moet blijven
– Bij het installeren van  inbouwschakelaars en– stopcontacten plaats u vooraf inbouwdozen
– Maak verbindingen in lasdozen alleen met lasdoppen of verbindingsklemmen, niet met kroonstenen of iets dergelijks.

Regel 4: Plaats stopcontacten op de juiste hoogte.

Plaats stopcontacten liever niet lager dan 30 cm boven de vloer, dit i.v.m. stof en evt. vocht. Boven het aanrechtblad is ons advies ook 30 cm.
De standaardhoogte voor schakelaars was vroegen 150 cm maar tegenwoordig word meestal 105 cm aangehouden.

Regel 5: Onderscheid “Veilige” en “Niet veilige” zones in de badkamer.

In uw badkamer worden vier zones onderscheiden:

– Zone 0: Is in de douchebak of badkuip zelf. In deze zone is het niet mogelijk maar ook gevaarlijk om een elektrische installatie te plaatsen.
– Zone 1: Dat zijn de aangrenzende muren. In deze zone mogen geen schakelaars of stopcontacten geplaatst worden. U mag hier mag hier wel 12 V (klasse III) verlichting
  installeren die maximaal spatwaterdicht is (dit word aangeduid met beschermingswaarde IP-45).
– Zone 2: Dat is een cirkel met een straal van 60 cm, rondom zone 1. Hier zijn stopcontacten en schakelaars niet toegestaan. Verlichting plaatsen mag hier wel worden geplaatst,
  deze moet een IP-waarde hebben van IP-44 of hoger.
– Zone 3: Dit is het gebied vanaf zone 2, tot drie meter van de douche of het bad. In deze zone kunt u wel schakelaars en stopcontacten plaatsen. Uiteraard moeten deze geaard zijn
  en achter een aardlekschakelaar zit. In deze zone mogen ook lampen geplaatst worden met een lagere beschermingswaarde dan IP-44.

Regel 6: Stopcontacten dienen altijd geaard te worden.

Tot 1996 hoefde in een woning alleen de stopcontacten in de keuken en badkamer en andere natte ruimtes geaard te zijn. Tegenwoordig moet elk stopcontact in de woning geaard zijn. Dit betekend dat de stopcontacten moeten worden aangesloten met 3 draden, een bruine, een blauwe en een groen/gele. Ook moet in de Groepenkast een aardlekschakelaar worden geplaatst.

Regel 7: Werk alleen met veilig gereedschap en verlengsnoeren.

Wanneer u elektrisch gereedschap gebruikt voor uw klus, let dan op het volgende:

– Wanneer er met elektrisch gereedschap werkt, rol de kabelhaspel dan helemaal uit. Een opgerold verlengsnoer kan zijn warmte niet kwijt en zal na verloop van tijd gaan     
  smelten.  Hierdoor ontstaat kortsluiting, wat weer kan leiden tot brand.

– Sluit nooit te veel haspels en verlengsnoeren op elkaar aan en op dezelfde groep, dit kan overbelasting en oververhitting veroorzaken. Sluit apparaten die veel stroom     
  verbruiken, zoals een boormachine of een freesmachine daarom ieder op een aparte verlenghaspel aan.

– Bent u klaar met boren of frezen, of als u een elektrisch apparaat even niet nodig hebt, kunt u het beste de stekker uit het stopcontact trekken.